IN HET HART VAN DE GEDACHTE
Hoofdstuk 1
Wij, dat waren Charly, Alex en ik, zaten op een terras aan de Nieuwmarkt en dronken bier. In de broeierige warmte van een naderend zomeronweer steeg de alcohol, ook al door een chronisch slaapgebrek, me snel naar het hoofd. ‘Waarom ga je niet mee?’ flapte ik er zomaar uit.
Charly, die in het kader van zijn jobhoppercarrière net tussen twee banen inzweefde, hapte meteen toe. ‘Waar ga je heen?’
Goeie vraag. Maar moeilijk te beantwoorden. Hoe kon ik hem uitleggen dat ik dezelfde reis als mijn tweelingzus wilde maken? Dat ik wilde zien wat zij gezien had, de mensen ontmoeten met wie zij gesproken had. Misschien leren begrijpen waarom zij zichzelf zo volledig had willen uitwissen. Dat de vraag naar het waarom van die verbijsterende daad me al maanden achtervolgde. Zelfs een afscheidsbrief had ze de familie niet gegund.
‘Zuid-Amerika?’
‘Ik vind alles best,’ zei Charly ‘zolang ik hier maar weg ben.’
Zonder een woord vuil te maken aan zijn zojuist op de klippen gelopen relatie met Laura onthulde hij met die opmerking ondubbelzinnig de reden van zijn plotselinge zwerflust. Desalniettemin stak ook de ongeneeslijke bindingsangst onmiddellijk de kop op. ‘Stuur me maar een globaal reisplan, dan spreken we hier en daar wat af.’ Typisch Charly. Dat zijn relaties nooit lang stand hielden lag waarschijnlijk aan de uiterst vrijblijvende hier en daar-afspraken die hij met zijn vriendinnen maakte. Ik begreep dat wel, vrouwen kunnen zo’n ongelooflijke claim op je leven leggen. De jaren met Sandra lagen nog vers in m’n geheugen. En voor je het wist liep je net als Alex met zo’n kangoeroezak op je buik. Sinds hij en zijn Somalische vriendin een levende chocoladepop op de wereld hadden gezet was hij totaal veranderd. Het vroeger zo sombere doemdenken had plaats gemaakt voor mildheid en optimisme. ‘Oké’, gaf hij toe ‘we leven in turbulente tijden, maar als we onze kinderen leren hoe ze met hun medemensen moeten omgaan, komt alles vanzelf goed. Hè, kleine drol?’ Het kind lebberde tevreden aan zijn flesje.
‘Ik wou dat het zo makkelijk was,’ merkte Charly op. ‘Voorlopig zie ik alleen maar chaos.’
Alex’ ogen lichtten op. ‘Dat is normaal. Kijk maar naar de geschiedenis. Altijd als er een belangrijke cultuuromslag plaatsvindt gaat al het oude op de schop. Logisch dat mensen dan even de kluts kwijt zijn.’
‘Interessante visie,’ vond ik ‘zo heb ik het nog nooit bekeken.’
Voor het gesprek kon ontaarden in wat door Charly als oeverloos geouwehoer werd gekwalificeerd strooide hij meteen roet in het eten. ‘Hoe gaat het met de business?’
‘Goed,’ antwoordde ik snel, zonder mijn blik van Alex af te wenden. Helaas, de stoorzender maakte voortzetting van de conversatie onmogelijk.
‘Ga je nu eindelijk rijk worden?’
‘Wie zegt dat dat de bedoeling is?’
‘Waarom werk je dan zo hard? Je ziet eruit als een uitgepoepte erwt.’
Stop! In mijn hoofd sprong het licht op rood. Niet verder vriend, ik bemoei me ook niet met jouw zaken. Om toch wat te zeggen mompelde ik iets van ‘een beetje in de zon liggen’, maar Charly bleek gelukkig niet langer geïnteresseerd in de reden van mijn inderdaad ziekelijke werklust. Hij keek naar Alex, die de baby uit het zakje had getild en tegen zijn borst legde. Terwijl hij met één hand behoedzaam het zwenkende hoofdje ondersteunde klopte hij met de andere zachtjes op het minuscule ruggetje. Het resultaat liet niet lang op zich wachten. De kleine liet een luide boer en trok daarmee de aandacht van de twee meiden aan het tafeltje naast ons. Een van de goed uitziende vrouwen reikte de modelvader een papieren servetje aan, waarmee hij de uitgespuugde melk van zijn schouder probeerde te vegen.
‘Zal ik haar even vasthouden?’ vroeg de ander.
‘Het is een hij.’ Het klonk ietwat beledigd. ‘Maar als je even wilt helpen, graag.’
Ze stond op, nam het kind in haar armen en maakte enthousiaste kirgeluidjes. ‘Wat een schatje.’
Charly rook lont. Zijn aandacht richtte zich onmiddellijk op de andere chick. ‘Heb jij ook kinderen?’
‘Nee,’ was het antwoord ‘wel een vriend.’
Hij vertrok geen spier. ‘Fijn voor je.’
Ik kon een glimlach niet onderdrukken en wist precies wat er in dat blonde hoofd omging, de afwijzing werd meteen omgezet in een één-nul voor zichzelf. Wat dachten ze wel, die carrièremokkels. Alleen maar op zoek naar een vent die het huishouden wil doen. Nou, daar zou hij toch mooi niet intrappen! Met een plotseling ‘Ik moet er vandoor’ maakte de afgezeikte Don Juan zich schielijk uit de voeten.
Dick trok een bedenkelijk gezicht. ‘Vier maanden? Waarom zo lang?’
Zeurpiet. Ik had het plan op tafel gelegd en was niet van zins er nog wat aan toe te voegen. Mijn privéleven ging hem geen snars aan. ‘Omdat ik daar recht op heb.’
‘Ik vind het onverantwoord.’
Gelukkig mengde Maurice zich in het gesprek en doorbrak daarmee de patstelling.
‘Ik vind Dick, dat Giulio na vijf vakantieloze jaren en keihard werken inderdaad wel recht heeft op een timeout.’ Voor iemand van nog geen veertig had hij een opmerkelijk bedaard stemgeluid.
‘Jawel, maar waarom juist nu?’
‘Omdat hij zijn werk gedaan heeft. Nu ben jij aan de beurt.’
Het gesprek werd verstoord door een telefoontje van een klant.
Maurice had gelijk, het door mij ontwikkelde softwareproduct betekende een doorbraak in onze dienstverlening. Het idee was spontaan bij me opgekomen. Na dagen moeizaam geploeter aan een ingewikkelde website voor een klant met allerlei specifieke eisen doemde er op een nacht, in het weldadige niemandsland tussen waak en slaap, plotseling een herinnering op. Als kind speelde ik het liefst met lego. Zodra ik een nieuw pakketje kreeg mieterde ik de inhoud van het doosje, tot ongenoegen van mijn moeder, onmiddellijk in de grote kartonnen bak, die nog altijd bij haar op zolder stond.
‘Waarom doe je dat nou?’ riep ze dan. ‘Dat geknoei van jou. Je moet het voorbeeld nabouwen!’
Waar de gedachte aan mijn lievelingsspeelgoed vandaan kwam wist ik niet, wel dat de combinate van een goedkoop, maar beperkt standaardpakket met op maat geleverde toevoegingen de oplossing van het probleem betekende. Met het aanreiken van losse bouwsteentjes kon de klant meewerken aan de totstandkoming van een betaalbaar, maar optimaal op de individuele eisen aansluitend product.
‘Prima idee,’ zei Dick de volgende dag, met een voor hem ongebruikelijk enthousiasme. ‘Sluit naadloos aan op de behoeften van de hedendaagse mondige consument.’
Dus moest-ie nu niet zeuren. Het in de markt zetten van het nieuwe product was zijn pakkie-an. Eindelijk uitgeluld toetste hij, de hoorn nog in zijn hand, meteen een nummer in. Ik stond op en liep de kamer uit. ‘Sorry,’ riep hij me na ‘vind je het goed dat we er later op terugkomen?’
Ondanks de nog niet gewonnen slag begon ik aan de voorbereiding van de reis. Wat moest er allemaal gebeuren? Vliegtickets, inentingen, woning tijdelijk verhuren, info aan vrienden en kennissen …. Dick kon de pot op, ditmaal moesten de zorgvuldig bewaakte zakelijke belangen maar eens wijken voor belangrijker dingen. Ongeacht of die droogkoker het nou snapte of niet.
De aan Charly beloofde reisroute was in een oogwenk in elkaar gezet: Venezuela, Aruba, nog een paar Zuid-Amerikaanse landen, Paaseiland, Stille Zuidzee, Australië, Sulawesi, Zuid-Oost Azië, China. Vanuit Hong Kong terug naar Nederland. In ieder geval zou het niet moeilijk zijn Cyndee’s spoor te volgen. In haar mails had ze van veel hotels de naam en zelfs het telefoonnummer vermeld. Waarom eigenlijk? Had ze gehoopt op een telefoontje? Met het tijdsverschil als excuus had ik het bij mailtjes gelaten. Maar ook mijn ouders, aan wie ik haar berichten doorzond, hadden niet meer dan twee of drie keer met haar gebeld. Korte gesprekjes, waarin ze meldde dat alles goed ging.
Opnieuw knabbelde het schuldgevoel aan mijn gerafelde geweten. Waarom had ik goddomme niet gebeld? Misschien had ik dan gemerkt dat het niet goed ging en had ik desnoods naar haar toe kunnen vliegen. Was onverschilligheid net zo dodelijk als vergif? Hoeveel schuld had ik aan Cyndee’s dood? Om mezelf gerust te stellen prentte ik me in, dat het steeds terugkerende verdriet en zelfverwijt normale reacties waren en dat de tijd haar werk wel zou doen. Zolang ik me maar niet liet meeslepen in irrationele gevoelens. Nuchter blijven. De feiten accepteren zoals ze zijn. Afsluiten. Loslaten. Bezwerende woorden als een eindeloos herhaalde mantra.
Uit de brede grijns waarmee Maurice een half uur later de kamer binnenstapte begreep ik dat de mail aan Charly kon worden verstuurd. ‘Opgelucht?’
‘Dank je wel.’
Er viel een beetje ongemakkelijke stilte. ‘Ga zitten,’ zei ik ‘misschien kunnen we alvast wat zaken doorspreken. Ik neem aan dat het meeste op jouw schouders neerkomt.’
‘Dat geeft niet.’ Maurice speelde een beetje afwezig met zijn trouwring, hetgeen betekende dat hij ergens over nadacht. ‘Eerlijk gezegd vind ik dat we niet erg veel begrip hebben getoond.’ Ik opende mijn mond. ‘Ik weet wel,’ vervolgde hij na een bezwerend gebaar ‘dat je daar ook niet om hebt gevraagd, maar toch …. zo’n gebeurtenis gaat niet in je kouwe kleren zitten. Heb je een of andere vorm van hulp gehad?’
Weer zo’n heikel onderwerp, waar ik maar liever niet op inging. ‘Ach,’ zei ik dus ‘mijn oma riep altijd het beste medicijn is hard werken.’ Dat mijn oma dat nooit had gezegd deed niet terzake.
‘Waarom wil je dan nu opeens op vakantie?’
‘Omdat ze er niet bij vertelde dat je daar zo verdomd moe van wordt.’
We lachten allebei en Maurice verliet de kamer.
Wat hij had gezegd was niet helemaal waar. Natuurlijk had iedereen met me meegeleefd, ook al had Cyndee zich bij mijn collega’s en medewerkers niet erg populair gemaakt. We waren door haar toedoen zelfs een belangrijke klant kwijt geraakt. Tijdens een nieuwjaarsreceptie stond Derek, de website-ontwerper van verschillende goede doelenorganisaties, temidden van een aantal geboeide toehoorders te vertellen dat hij zijn vakantie in Afrika had doorgebracht, alwaar hij had geholpen met het slaan van waterputten.
‘Flauwekul,’ riep Cyndee luid. ‘Ik geloof niet in dat soort ontwikkelingshulp. Laat ze eerst maar eens ophouden met die stomme stammenoorlogen. Zolang ze elkaar blijven uitmoorden kun jij putten slaan zoveel als je wilt, maar zodra jij je hielen hebt gelicht gooien ze er gif in zodat de vijand er niet uit kan drinken. Wat hebben we aan al die halfslachtige oplossingen? Ja, laten we vooral nog wat van die arme stumperdjes redden! Kunnen ze een paar jaar later als kindsoldaat worden doodgeschoten. Laat die zwarte apen eerst maar eens leren hun eigen problemen op te lossen.’
Niemand zei wat. Hetgeen de spreekster inspireerde tot een provocerend: ‘En dan dat belachelijke aidsprobleem. Vroeger stierven in Europa hele volksstammen aan de pest, tot ze leerden de ratten te bestrijden. Wat is er mis met een condoom?’
Toen het wederom stil bleef hief ze haar glas en riep: ‘Proost! Dat ook dit jaar de domheid welig moge tieren!’ Waarmee ze overduidelijk júllie domheid bedoelde. De stemming was bedorven, Derek verliet de receptie en kwam nooit meer terug.
‘Sorry mensen,’ zei Cyndee ‘ik zeg nou eenmaal altijd wat ik denk.’
‘Je had ook je mond kunnen houden,’ riep Dick, wit van woede.
‘Dat doen we in dit land al veel te vaak.’ Nagestaard door het perplexe gezelschap klikklakte ze op haar welgevormde benen het zaaltje uit.
‘Nou nou,’ zei iemand ‘drie keer raden op welke partij die stemt.’
Om de situatie te redden had ik me, op aandringen van Dick, bij de gasten geëxcuseerd voor Cyndee’s onbesuisde optreden en me openlijk van haar denkbeelden gedistancieerd. Het voelde aan als verraad.
De nacht voor mijn vertrek sliep ik onrustig en werd telkens wakker uit dromen die, zodra ik mijn ogen opende, zich onmiddellijk weer verstopten in het veilige onderbewustzijn. Maar nadat ik tegen de ochtend eindelijk echt was ingeslapen ontwaakte ik een paar uur later met de glasheldere herinnering aan de plek waar ik was geweest.
Het was een ronde patio en hoewel het door de duisternis niet te zien was, wist ik dat deze omsloten werd door twee ronde muren. De buitenste was hermetisch afgesloten. Daarbinnen lag een kleinere, iets lagere muur. De ringvormige ruimte tussen de beide muren was opgedeeld in kamers met vensters aan de tuinzijde. Het dak van de kamers liep vanaf de buitenste muur schuin naar beneden. De houten ramen waren dicht, de bewoners diep in slaap. Buiten, waar ik stond, was het aardedonker.
Heel even ontwakend hield ik me, met gesloten ogen, schuil in de droom en gehoorzaam keerde mijn opnieuw indommelende geest terug naar de tuin.
Plotseling werd het duister doorbroken door een ragfijn lichtstraaltje, dat zich als een kleine bliksem ergens in het duister boorde. Onmiddellijk daarna was er niks meer te zien. Het ging zo snel dat ik nauwelijks besefte wat er was gebeurd. Toch maakte het me onrustig, ik hield niet van onverklaarbare verschijnselen. In een poging de veilige duisternis dichter om me heen te slaan sloeg ik beide armen rond mijn blote schouders. Even gebeurde er niets, toen opeens, in een andere hoek van de tuin, kuste een lichtstraal een felrode bloem, ik had het nu duidelijk gezien. Een korte ontmoeting, even snel weer uitgedoofd. Een flirtspel tussen licht en donker. Steeds sneller, steeds meer kleur en nieuwe vormen, achter me, voor me, tot ik opeens besefte dat de tuin een zee van wilde bloemen was! Als een klaterende fontein spoot het zonlicht uit de wolken, de duisternis werd weggespoeld, geuren en kleuren vermengden zich tot een bedwelmende eenheid, waarin ik me geheel voelde opgenomen. Bang de betovering te verbreken bleef ik, onbeweeglijk, zo lang mogelijk genieten van de uitbundige schoonheid binnen de ommuurde vesting van mijn geest.
Toen liet de droom me los en viel ik in de werkelijkheid van het vale ochtendlicht en het begin van een ongewisse reis.